Doelstelling & ethiek

Doelstelling

De Vlaamse Wetenschappelijke Hypnose Vereniging (VHYP) heeft als doel de studie, beoefening en ontwikkeling van wetenschappelijke hypnose te bevorderen.

VHYP stimuleert en organiseert wetenschappelijke activiteiten (zoals studiedagen en congressen), onderzoek en publicaties.

VHYP groepeert professionele hulpverleners en zorgverstrekkers, werkzaam op het gebied van de lichamelijke en/of geestelijke gezondheidszorg, die gebruik maken van hypnose en biedt hen een academisch-wetenschappelijk verantwoorde opleiding in hypnose en hypnotische communicatie.

Deze kennis en kunde moet hen in de mogelijkheid stellen hypnose te gebruiken in hun specifiek vakgebied.Om aan de groeiende vraag bij patiënten en hulpverleners tegemoet te komen werd de opleidingsgroep uitgebreid en richt VHYP zich vanaf oktober 2009 tot een ruimere groep hulpverleners (voor meer info, zie “opleiding”).

VHYP distantieert zich van lekenhypnose en showhypnose.
Ethische code

 De VHYP stelt zich ten doel de deskundige toepassing van hypnose te bevorderen in de professionele hulpverlening en zorgverstrekking op het gebied van de lichamelijke en/of geestelijke gezondheidszorg, zowel in de medische, de tandheelkundige en de psychotherapeutische praktijk als in complementaire zorgpraktijken, en die op een kwalitatief hoogwaardig niveau te brengen en te houden. Zowel de leden van de vereniging als de niet-leden, die een hypnotische opleiding gevolgd hebben bij de vereniging, zijn gehouden de volgende ethische richtlijnen in acht te nemen. Beide categorieën worden bedoeld telkens in de hiernavolgende tekst de woorden ‘lid’ en ‘leden’ gebruikt worden.
1. Professionele houding tegenover patiënten en cliënten

1.1 De leden van de VHYP hebben hun eigen specifieke beroepsverantwoordelijkheid. Ook wanneer zij hypnose toepassen, zijn zij gehouden de eigen beroepscode in acht te nemen en dienen zij zich strikt te houden aan de binnen hun eigen beroepsgroep vigerende richtlijnen.

1.2 De toepassing van hypnose is een onderdeel van een hulpverlenings- of zorgverbintenis met de patiënt/cliënt. De leden stellen de belangen en het welzijn van de patiënten en cliënten op de eerste plaats wanneer zij hypnose toepassen.
1.3 Het gebruik van hypnose, conform 1.1 en 1.2 onderworpen aan de kwaliteitsvereisten van de beroepsgroep, vereist de grootste zorgvuldigheid.1.3.1 In het geval dat de behandelstrategie aanleiding geeft tot een traject waarin een fase van behandeling onder hypnose zich binnen een termijn, die tussentijds overleg toelaat, als zinvol aankondigt, heeft de behandelende therapeut de plicht adequate voorlichting te geven én de mondelinge of schriftelijke toestemming te bekomen van de patiënt of cliënt of van diens wettelijke vertegenwoordiger vooraleer de behandelingsfase onder hypnose te starten.1.3.2 Onaangekondigd gebruik van hypnose kan in een aantal situaties therapeutisch adequaat, zinvol en gerechtvaardigd zijn.1.3.2.1 Het gebruik van hypnotische taal of communicatie zonder formele inductie of zonder dit als hypnose te benoemen is regelmatig zinvol, vaak ten bate van angst- en pijnpreventie of –bestrijding. Een verantwoorde keuze tot onaangekondigd gebruik volgt gebruikelijker wijze uit een ad hoc beslissing van de behandelaar tegenover een ontwikkeling waarin de momentane onmacht van de patiënt of cliënt best onmiddellijk opgevangen wordt én waarin die onmacht tegelijk overleg uitsluit op het meta-niveau, dat gelijkwaardigheid in dat overleg toelaat.1.3.2.2 Voorbeelden van correcte aanleidingen tot onaangekondigd gebruik van hypnose vindt men in spoedeisende situaties, bij het uitvoeren van ingrijpende onderzoeken, in de tandartsenpraktijk, tijdens vroedkundige begeleiding van de kraamarbeid. Deze en mogelijks andere situaties hebben gemeenschappelijk dat de bij de patiënt of cliënt opduikende reacties contingenties meebrengen die het optimale verdere verloop in belangrijke mate storen of onmogelijk maken.1.3.2.3 De behandelaar heeft in dit geval de plicht elke dergelijke behandelbeslissing onmiddellijk in aansluiting op de behandelsessie grondig te motiveren in het behandeldossier. Een aanbevelenswaardige mogelijkheid daartoe bestaat erin de patiënt, de cliënt of de wettelijke vertegenwoordiger achteraf de nodige toelichtingen te geven, diens instemming te bekomen en dit in het behandeldossier te notuleren.1.3.2.4 Deze schriftelijke motivatie achteraf moet niet alleen voldoen aan de methodiek en de deontologische criteria van de eigen beroepsgroep maar ook duidelijk maken waarom de patiënt of cliënt op dat ogenblik niet in een voorafgaand overleg betrokken kon worden. Zij moet, zeker bij afwezigheid van instemming achteraf, voldoende gearticuleerd zijn om door een hypothetische derde aanvaard te worden in een gedachtenexperiment waarin een niet-bekende collega met vergelijkbare beroepservaring als observator bij die behandelingsfase aanwezig zou zijn en bereid zou zijn de motivatie mede te ondertekenen.1.4 Bij twijfel over de aard en de ernst van mogelijke risico’s overlegt de behandelaar met één of meer collega’s. Wanneer patiënten en cliënten tijdens de behandeling met hypnose aan hevige stress of andere risicofactoren blootgesteld worden, dienen geëigende therapeutische maatregelen te worden getroffen.
2. Toepassingsbevoegdheid van hypnose in de praktijk

2.1 De leden dienen een door de VHYP erkende opleiding hypnose gevolgd te hebben voordat zij bevoegd zijn hypnose in hun praktijk toe te passen.

2.2 De leden dienen zich ervan bewust te zijn dat zij hypnose alleen mogen toepassen binnen de grenzen van het beroep waarvoor zij zijn opgeleid en daarbij alle voor dat beroepgeldende deontologische en ethische regels moeten respecteren.

2.3 De toepassing van hypnose in de praktijk dient volledig verenigbaar te zijn met de bevoegdheid tot de uitoefening van het beroep en te voldoen aan de verwachtingen die gelden binnen de beroepsverenigingen.
3. Hypnose en verschillende beroepsgroepen

Het therapeutisch gebruik van hypnose is een onderdeel van de bestaande ontwikkelingen en kennis inzake mogelijkheden tot individuele gezondheidszorg. Dit therapeutisch gebruik van hypnose wordt gekaderd binnen de bestaande verantwoordelijkheids- en rolverdeling op het vlak van lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg.  

3.1. Leden die gerechtigd zijn de titel ‘arts’, ‘tandarts’, ‘psycholoog’ te voeren of die een licentiaats- of mastersdiploma bezitten dat recht geeft op autonome praktijkinvulling binnen een deelgebied van de gezondheidszorg, aan de wettelijke vereisten tot zelfstandige beroepsuitoefening voldoen en zowel een door de VHYP erkende basiscursus hypnose als de specialistische vervolgopleiding met goed gevolg hebben afgesloten, worden bekwaam geacht zelfstandig hypnose toe te passen in hun gezondheidszorgpraktijk.

3.2. Leden die:- op bachelorsniveau gerechtigd zijn de beroepstitel ‘verpleegkundige’, ‘vroedkundige’, ‘kinesitherapeut’, ‘maatschappelijk assistent’ (mits een voorafgaande vorming in de richting geestelijke gezondheid) te voeren of die beschikken over een diploma bachelor in de toegepaste psychologie (mits daarmede in dienstverband in rechtstreeks zorg- of behandelcontact met patiënten of cliënten werkzaam te zijn binnen gezondheidszorg),- aan de wettelijke vereisten tot beroepsuitoefening voldoen,- evenals zowel een door de VHYP erkende basiscursus hypnose als de specialistische vervolgopleiding met goed gevolg hebben afgesloten,worden bekwaam geacht hypnose toe te passen binnen de grenzen van hun beroep, mits dit

(1) ingebed is in de verworven beroepsvaardigheden,

(2) gebeurt in het kader van en op een wijze die in overeenstemming is met de hen toevertrouwde opdrachten én

(3) deze toepassing goedgekeurd werd of wordt door de eindverantwoordelijke voor de behandeling van de patiënt of cliënt in kwestie.

3.3. Leden van de VHYP dienen zich te onthouden van het aanleren van hypnotische technieken aan diegenen die niet tot de beroepsgroepen genoemd onder 3.1 of 3.2 behoren. Het bestuur kan in overleg met de ethische commissie uitzonderingen toestaan als dit zinvol is voor de ontwikkeling of de wetenschappelijke inbedding van hypnose.

3.4. Leden van de VHYP dienen de toepassing van hypnose door diegenen, die niet tot de beroepsgroepen genoemd onder 3.1 of 3.2 behoren, niet te stimuleren. Zij verbinden er zich toe een kritische houding tegenover lekenhypnose te bewaren.

4. Bescherming van de persoon
Een VHYP-lid zal de hypnotische fenomenen en de opgebouwde zorgrelatie uitsluitend aanwenden overeenkomstig zijn of haar verantwoordelijkheid voor de cliënt en voor de integriteit van de professionele relatie. Dit betekent dat een VHYP-lid een aantal ethische begrenzingen aan zijn gedragskeuzemogelijkheden persoonlijk onderschrijft. Conform artikels 1.2 en 2.2 zal een lid van de VHYP nooit hypnose toepassen op een wijze

- die niet-legitieme persoonlijke belangen van de hypnotherapeut vermengt met de hulpvraag van de patiënt(e) of cliënt(e) of, nog veel erger, ze er op laat voorgaan, of- die de patiënt(e) of cliënt(e) kan aantasten in zijn of haar waardigheid, of- die zo inspeelt op de kwetsbaarheid of afhankelijkheid achter de hulpvraag dat dit de mogelijkheden tot best haalbare vrije beslissing van de patiënt(e) of cliënt(e) beperkt, of- die verder in de persoonlijke privacy doordringt dan nodig is voor het gestelde doel, of- die bedoeld is om de patiënt(e) of cliënt(e) te schaden.

Het is duidelijk dat seksueel misbruik overeenkomt met het effect van beschadiging van de patiënt(e) of cliënt(e) overeenkomstig elk van de vier eerst beschreven wijzen.

In het besef dat juist tijdens hypnotische trances patiënten en cliënten in een staat van verhoogde ontvankelijkheid kunnen verkeren, zal een lid zich bij het gebruik van hypnose laten leiden door de beroepsethische principes verantwoordelijkheid, integriteit, respect en deskundigheid.

5. Hypnose en de media
Gesprekken en interviews met vertegenwoordigers van de pers en de publiciteitsmedia door leden van de VHYP zijn toegestaan zolang deze bij het publiek een realistisch beeld van de mogelijkheden van hypnose in de zorg voor de lichamelijke en/of geestelijke gezondheid van een individu bevorderen én overeenstemmen met de doelstelling van de VHYP.

6. Hypnose en publiek vermaak
Artikel 1 van de Belgische wet van 30 mei 1892 op het hypnotisme verbiedt het ten tonele voeren van gehypnotiseerde personen. Geen enkel lid van de VHYP zal zijn bekwaamheid aanwenden met publiek vermaak als doel.